Boer, burger en biodiversiteit

In het Basteicafé in Nijmegen spraken boeren met burgers over de link tussen huiskamer en landbouwtransitie.

Wie betaalt de boer voor de groene diensten die hij verricht? Die vraag stond centraal in drie presentaties, debat en groepsgesprekken op donderdagavond 11 mei in de Bastei, het museum voor natuur en cultuurhistorie. De avond werd georganiseerd door medewerkers van Living Lab Ooijpolder-Groesbeek. Meer biodiversiteit op het boerenland heeft zijn prijs. De gangbare landbouw gebruikt veel hulpstoffen zoals kunstmest en pesticiden. Ze streeft naar hoge productie en efficiënte werkwijzen. Dat gaat meestal ten koste van de soortenrijkdom van de natuur. Een natuurinclusieve boer werkt minder intensief, maakt meer gebruik van natuurlijke processen en neemt landschapselementen op in zijn bedrijfsplan. Daarmee daalt de agrarische productie per oppervlakte. Hoe komt er dan toch genoeg geld binnen om het bedrijf in stand te houden?

Jack Verhulst is biologisch melkveehouder en noemt zichzelf een ‘donkergroene’ boer. Hij vertelde over de coöperatie Landschapsboeren waar hij lid van is. Deze club van extensief werkende boeren heeft als doel om het landschap en de melkveehouderij toekomstbestendig te maken. De deelnemers gebruiken geen kunstmest en geen bestrijdingsmiddelen en verrichten diverse groene diensten, zoals aanleg en beheer van landschapselementen. De resultaten van deze natuurinclusieve werkwijze worden gemeten met een biodiversiteitsmonitor. De kosten om deze extensivering mogelijk te maken liggen rond de 1500 euro per hectare. Om die kosten te dekken geeft de coöperatie landschapscertificaten uit. Bedrijven en particulieren kunnen met de aankoop van die certificaten bijvoorbeeld hun emissie compenseren of hun maatschappelijke betrokkenheid tonen. Jack vroeg zich af of het publiek in het Basteicafé bereid is om mee te betalen.

Een andere financieringswijze werd uiteen gezet door Tiny Wigman van stichting Via Natura. In de Ooijpolder wordt al twintig jaar geëxperimenteerd met nieuwe manieren om de aanleg en het beheer van landschapselementen te betalen. Hier vond de eerste Nederlandse landschapsveiling plaats. Locale bedrijven en particulieren doneerden geld voor 10 jaar beheer van een klein netwerk van hagen en boerenlandpaden. Gestimuleerd door dit succes werd daarna een groter deel van de Ooijpolder voorbeeldgebied voor landschapsontwikkeling. Circa vijf procent van de agrarische grond werd ingericht met zogenaamde groenblauwe dooradering. Met boeren werden contracten voor 30 jaar afgesloten en de financiering van het beheer werd zeker gesteld met goed gevulde landschapsfondsen. Een privaat fonds, van stichting Landschapskapitaal, voor het gebruik van landbouwgrond voor landschapselementen en een publiek fonds, beheerd door de gemeente, waaruit de beheerkosten worden betaald.

De derde presentatie werd verzorgd door Stan Bruijsten, ofwel “Boer Stan”. Hij woont in Nederasselt, boert zo natuurlijk mogelijk en zet zijn producten af in een korte keten. Hij heeft zoogkoeien, kippen voor eieren en vlees, teelt graan voor eigen kippen en doet aan agrarisch natuurbeheer. Daarnaast werkt hij als projectleider en adviseur voor Natuurlijk Limburg. Natuurlijk werken betekent voor hem: géén kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen, drijfmest of soja van ver weg, maar wél stalmest, natuurmaaisel als strooisel en bokashi. Door eigen afzet kan Stan zijn eigen verhaal vertellen aan consumenten en een hogere prijs vragen. Stan is ervan overtuigd dat boer en burger een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben. Hij gaat het gesprek aan met consumenten en hij gaat uit van het true pricing principe. In de prijs van het product dienen alle kosten te worden doorberekend. Dat maakt zijn producten relatief duur, omdat hij een extensieve manier van werken heeft. Maar in de prijs van een (goedkope) tomaat uit Spanje zouden ook de kosten moeten worden opgenomen om de negatieve effecten van de teelt daar te compenseren.

Na de drie presentaties ging het publiek in groepjes met elkaar en met de inleiders in debat. Het ging daarbij over de geldstromen; de certificaten, de fondsen en de ‘true price’. Maar het ging ook over de rol die gemeentes kunnen spelen, over een oogstmarkt in de stad en onderwijs aan kinderen, over waar het voedsel vandaan komt en nog veel meer. Renske Arnts van boerenorganisatie ZLTO riep aan het eind op om met elkaar in gesprek te blijven over hoe het voedsel door de boer wordt geproduceerd en wat het de consument waard is om meer biodiversiteit in het boerenland te krijgen.

Het publiek gaat met elkaar in debat (foto Henk-Jan Kooij)

---------------------------------------------------------------------------------------------------------

Dit is een bericht van Living Lab Ooijpolder – Groesbeek
Kijk voor meer informatie over Living Lab op de website van de Radboud Universiteit.

Foto introtekst: Huub Ploegmakers van Living Lab Ooijpolder-Groesbeek leidt de avond in (foto Henk-Jan Kooij)

 

Nieuwsbrief Biodiversiteit